Roatán
Nu zijn we tegen wil en dank aangespoeld op het eiland Roatán, het grootste en meest toeristische van de zogenaamde ´Bay Islands,´ een verzameling koraaleilanden in de Caraibische zee ten noorden van Honduras.
Als je Honduras op de kaart opzoekt zie je dat de noordkust vrijwel oost-west loopt. Het land ligt net in de knik van Midden-Amerika met een lange noordkust en een klein frummelige kustje aan de zuidkant.
In het zuid-oosten grenst El Salvador, waarmee regelmatig grensschermutselingen zijn. El Salvador is een stuk kleiner dan Honduras maar veel dichter bevolkt en wil daarom graag uitbreiden naar het vele onontgonnen land in Honduras. De infrastructuur is nu zo dat wegen, water, electriciteitsvoorziening en telefoon vanuit het buurland El Salvador geleverd worden (met bijbehorende Salvadoriaanse telefoonnummers), wat natuurlijk ook niet helpt om het gebied met de bewoners bij Honduras te blijven betrekken.
Hetzelfde is het geval met de Mosquitia (waar we eerst heen wilden) met het naastliggende Gracias a Dios, samen een gebied bijna zo groot als Nederland. Het is een vrijwel onbegaanbare jungle, doorsneden door enkele rivieren die in hun bovenloop niet goed te bevaren zijn. Vanuit het westelijk gelegen Nicaragua wordt het gebied echter wel door enkele (slechte) wegen ontsloten. Vanuit Honduras is het echter vrijwel uitsluitend via kleine vliegtuigjes (on)bereikbaar.
Het lijkt alsof de regering in Honduras zich niet realiseert hoe een goede infrastructuur de mensen onderling niet alleen fysiek maar ook gevoelsmatig kan verbinden.
Maar nu was het dan toch maar gelukt om Roatán zonder noemenswaardige problemen te bereiken.
Roatán is een mooi groen en idyllisch eiland met rondom koraalriffen, maar het is hier en daar nogal toeristisch.

Het terrasje dat aan onze kamer bij Arco Iris grenst.
Ons tijdelijk onderkomen is in het hotel Arco Iris (¨Regenboog¨) in een prachtig houten gebouw met trappetjes en verandaatjes en omgeven door groen.
Toot is neergeploft op het bed en laat zich door de fan aan het plafond koelte toewuiven (zolang er stroom is).
Je steekt vanaf dit hotel de boulevard (= zandpad) over en komt onder de palmen en daarachter op het smalle zandstrand en dan loop je het water van Half Moon Bay in met natuurlijk dag en nacht heerlijk warm water van een graadje of 28.

Verkeersbord bij de boulevard van West End op Roatán.

Zonsondergang bij Half Moon Bay.
De voertaal is hier Engels, niet alleen vanwege de vele toeristen maar ook vanwege de vele invloeden van o.a. Jamaica (veel reggae-muziek) en andere Caribische eilanden.
Vanmiddag heb ik mezelf gedoopt in het warme zeewater van de baai. Ik zag wat kleurige visjes bij het koraal dat zo'n veertig meter uit de kust begint. Jan en Toot hebben snorkelspullen bij zich en hebben gesnorkeld.
Omdat Toot en Jan Roatán al kenden van een eerder bezoek was het plan om juist een of meer van de andere Bay Islands te bezoeken. Ons doel was het eiland Guanaja, inmiddels onze derde keus, nadat de reparatie van het vliegveld in de Mosquitia ons verhinderde daarheen te vliegen en de bijzondere archipel Cayos Cochinos, eveneens deel van de Bay Islands, alleen te bereiken was via een onzekere boottrip vanaf een landtong zo´n dertig kilomter voorbij La Ceiba. Omdat de nieuwe auto van Jan en Toot in La Ceiba zijn 1000 km beurt zou krijgen in de KIA-garage aldaar, was het vervoer naar die landtong met al onze bagage nogal omslachtig en duur, met onzekere mogelijkheden van vervoer over het water naar Cayos Cochinos zodat we een reisje naar deze eilandengroep maar lieten varen.
Vliegen vanuit La Ceiba naar Guanaja bleek toen vanwege een staking en bijbehorende blokkade van de landingsbaan (protest tegen de hoge vluchtprijzen) onmogelijk te zijn. Er was geen veerdienst tussen La Ceiba en Guanaja. Op de wal bij La Ceiba kregen we echter van diverse deskundigen te horen dat het mogelijk moest zijn om van het eiland Roatán een boot te vinden die ons naar Guanaja zou brengen en daarom namen we de gok maar, in de hoop dezelfde dag nog op Guanaja te kunnen arriveren.

De haven van Roatán in Coxen Hole.
Eenmaal in Coxen Hole, de haven van Roatán vernoemd naar de Engelse piraat Coxen, bleek niemand van dat soort boten tussen Roatán Guanaja te weten.
Een vliegtuig zou misschien wel gaan, hoorden we toen. De blokkade van de landingsbaan zou vanaf maandag verholpen zijn zodat we dan een min of meer reguliere vlucht van Roatan naar Guanaja zouden kunnen nemen. Hm, dan zouden we dus maandag (a 90 dollar pp) pas kunnen vliegen, en het was nu zaterdag (24 september).
Een privévliegtuig (voor maximaal drie passagiers) zou ook nog kunnen, maar wij vermoedden dat dit nogal duur zou zijn. Zo´n vliegtuig heeft een minder lange landingsbaan nodig en valt misschien buiten de actie van de stakers, hoopten wij.

Voor het internationale (!!) vliegveld op Roatán overleggen we met de taxichauffeur waar we heen moeten voor het privévliegtuigbureautje.
Toen we hiernaar informeerden hoorden we echter twee verschillende prijzen voor een privévliegtuig. Eerst kregen we een nogal officiëel uitziend papier te zien waarop stond dat het 300 dollar zou kosten voor ons drieën, maar later werd de prijs van 475 dollar genoemd (op dit eiland wordt dus niet in Lempira gerekend, zoals je ziet).
De tweede prijs leek definitief, maar de mevrouw achter de balie kon ons geen zekerheid geven.
Een watervliegtuig was ook nog een optie. Dit vliegtuig wordt gevlogen door de dezelfde piloot als van het land(prive)vliegtuig en heeft natuurlijk geen probleem met een geblokkeerde landingsbaan, maar over de prijs hiervan werden we ook niets wijzer.
De piloot van het vliegtuig was op dat moment niet bereikbaar, maar we kregen het telefoonnummer mee om het later nog eens te proberen.
Het was inmiddels een uur of drie dus we besloten ten minste een nacht op Roatán te overnachten.
Dat is zeker geen straf!
Het is hier heel ontspannend en relaxed. Er zijn momenteel maar weinig toeristen en overal ben je nu natuurlijk meer dan welkom.

Diner op onze eerste avond op Roatán.
Het is hier warm, windstil, een onweer weerlicht in de verte en je ziet op sommige plekken nog de plassen van eerdere stortregens. Malaria schijnt hier net als in Santa Lucia niet voor te komen, maar wel heb je hier veel mugjes en piepkleine sandflies die gemeen kunnen bijten.

Een deel van het groen rondom ons hotel.
Gezien het weelderige groen valt hier vaak en veel regen maar wij hebben het tot nu toe droog gehad.
Ik hoop morgenochtend wat meer van het binnenland van het eiland te kunnen gaan zien, in afwachting van wat de piloot ons morgen kan vertellen.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home