Stads Meisje in de Wildernis
De avond na mijn bezoek aan Petaluma zat ik in het lab te lezen over bijna-dood ervaringen. Bijzondere verhalen. Lees bijvoorbeeld het verhaal van George Ritchie of van Mellen-Thomas Benedict.
Het werd later en later, en een timer had rond middernacht de buitenverlichting van het lab gedoofd.
Nog vol van de verhalen die ik had gelezen, deed ik rond een uur of een de computer uit, schoof de deur van het lab open en stapte naar buiten.
Het was heel donker, windstil en vochtig. Behalve het lichtgekleurde gras vlak voor mijn voeten kon ik niets onderscheiden van de bomen en de helling die ongeveer twee meter uit de gevel naar beneden liep.
Ik hoorde natuurlijk weer geritsel, maar was vastbesloten mezelf niet meer gek te maken met ideeen over poema's en zo.
De dag ervoor had ik het er nog met Leslie over gehad, een vrouw die hier gedurende het weekend in een van de chalets logeerde. Zij geloofde niet dat poema's gevaar opleverden en ze was ze zelf nog nooit tegengekomen.
"Het enige dat je nooit moet doen," zei ze, "is tussen hen en hun eten komen. Maar," zei ze geruststellend, "je zult ze niet zien."
Dus toen ik, zoals altijd, geritsel hoorde, bedacht ik: dat zullen wel weer stinkdieren zijn.
Ik schoof de deur van het lab achter me dicht en sloot af. Toen ik mijn stok pakte (die ik natuurlijk toch als voorzorg bij me had), realiseerde ik me dat ik vlak daarvoor twee keer een vreemd geluid had gehoord dat ik nog niet kende. Of eigenlijk kende ik het wel, maar niet in deze omgeving, namelijk het blazen van een kat. Maar dan niet zo'n kleintje, maar een hele grote, en het klonk behoorlijk luid, en niet zo ver van mij vandaan, misschien vijf of tien meter. Ook hoorde ik wat stappen van een groot dier dat in mijn richting leek te komen. Ik kon het niet helpen, maar ik moest toen toch denken aan die grote katachtigen....
Ik voelde iets zwaars van mijn maag naar mijn voeten zakken (dat was denk ik mijn moed). Ik stond doodstil en tuurde in de duisternis. Behalve het lichte gras vlak voor mijn voeten kon ik niets zien, het was erg donker. Ik overlegde kort met mezelf wat ik moest doen, maar ik kende het risico niet, wat was wijsheid in dit geval?
Ik ontsloot weer de deur naar het lab en ging terug naar binnen. Ik deed daar alle lichten aan in de hoop dat ik op die manier het dier kon afschrikken of op zijn minst dat ik wat verder in de duisternis zou kunnen kijken, maar dat lukte niet omdat de helling vrij snel naar beneden liep en het licht daar niet kon komen.
Ik luisterde oplettend met mijn hoofd net buiten de schuifdeur. Ik hoorde weer stappen van een groot dier, en nu leek het ook alsof het aan het eten was. Mijn fantasie is soms grenzenloos.
Een donkere schaduw scheerde vlak langs mijn hoofd en deed me opschrikken. Oh, een vleermuis.
Wat moest ik doen? Zou ik de nacht hier doorbrengen?
In de 1 ton solid steel double-walled electromagnetically shielded testing chamber was een comfortabele stoel die je helemaal achterover kon bewegen zodat je bijna horizontaal kon liggen. Ik probeerde dat maar eens uit. Het lag inderdaad wel prettig en ik voelde me kalm en rustig worden. Maar het leek me toch maar niets om hier de nacht door te brengen.
Stel dat het inderdaad een poema was, bedacht ik, dan liet hij me dus met zijn geblaas weten dat ik uit de buurt van zijn eten moest blijven.
Nou, dat zou haast wel moeten lukken want ik hoefde niet langs hem te komen om naar het veilige chalet en mijn bed te komen.
En, nog een voordeel: als het inderdaad een poema was, dan was het zo goed als uitgesloten dat ik tussen hier en mijn bed nog een andere poema zou tegen komen, want het zijn heel solitaire dieren, had ik gelezen, met een uitgestrekt jachtgebied voor hen alleen, al joegen ze dan wel eens samen, maar dat kwam niet veel voor.
Dus allee, nadat ik nog een tijd geluisterd had en wel stappen en geritsel hoorde maar niet meer iets dat op blazen leek, stapte ik opnieuw naar buiten, voorzichtig bewegend, met mijn gehoor op scherp. Het geblaas bleef uit. Ik liep ongehaast, om geen averechtse reactie op te wekken, maar innerlijk gespannen over het paadje langs het gebouw, sloeg de hoek om en kwam toen op de weg, met aan weerskanten gebouwen met hier en daar verlichting.
Pffff. Niets bijzonders gebeurd en mijn kinderen hebben hun moeder nog.
Nadat ik de drie gebouwen achter me had gelaten, kwam ik op een stukje weg waar op kleine paaltjes langs de weg verlichting was aangebracht.
Vlak voorbij het laatste verlichte paaltje hoorde ik plotseling luid geritsel rechts voor mij. Ik bleef staan, en vanuit het vochtige duister kwam een haas aangerend die vlak voor mij de weg over stak en aan de linkerkant weer in het duister verdween.
Daarna opnieuw geritsel, en vanaf de zelfde plek waar de haas vandaan kwam zag ik de schaduw van een veel groter dier opdoemen, dat jacht maakte op de haas. Het liep recht op mij af.
Toen het dier mij opmerkte, aarzelde het.
Ik kon niet zien wat voor dier het was.
Natuurlijk dacht ik weer aan mijn vriend de poema, maar vreemd genoeg was ik dit keer niet bang, maar vooral nieuwsgierig en benieuwd wat ik te zien zou krijgen.
De stok voelde stevig in mijn handen, en het dier had het duidelijk niet op mij gemunt.
Na een moment besloot het dier af te wijken en aan zijn kant van de weg te blijven. Omdat hij nu zijn flank naar mij toe keerde kon ik zien dat het een vos was. Weer viel het me op dat de vos een stuk groter was dan ik ze in Nederland kende.
Tot mijn verrassing voelde ik me niet blij omdat de haas ontkomen was maar had ik medelijden met de vos die de haas nu weer opnieuw moest opsporen. Misschien was dat gevoel ook wel weer een psychologisch automatisme waarbij ik onwillekeurig het meest gevaarlijke dier tevreden wilde stemmen door met hem mee te leven?
Zonder verdere opmerkelijke gebeurtenissen bereikte ik even later mijn bed en viel zonder problemen in slaap.
De volgende ochtend ben ik terug gegaan naar de plek waar vandaan ik het geblaas hoorde, met de verwachting dat ik een half opgegeten karkas zou aantreffen , maar nee, ik zag niets bijzonders.
Gisteravond ben ik echter niet meer naar het lab gegaan, en ik denk dat ik vanavond hier ook niet zal zijn.....
Het werd later en later, en een timer had rond middernacht de buitenverlichting van het lab gedoofd.
Nog vol van de verhalen die ik had gelezen, deed ik rond een uur of een de computer uit, schoof de deur van het lab open en stapte naar buiten.
Het was heel donker, windstil en vochtig. Behalve het lichtgekleurde gras vlak voor mijn voeten kon ik niets onderscheiden van de bomen en de helling die ongeveer twee meter uit de gevel naar beneden liep.
Ik hoorde natuurlijk weer geritsel, maar was vastbesloten mezelf niet meer gek te maken met ideeen over poema's en zo.
De dag ervoor had ik het er nog met Leslie over gehad, een vrouw die hier gedurende het weekend in een van de chalets logeerde. Zij geloofde niet dat poema's gevaar opleverden en ze was ze zelf nog nooit tegengekomen.
"Het enige dat je nooit moet doen," zei ze, "is tussen hen en hun eten komen. Maar," zei ze geruststellend, "je zult ze niet zien."
Dus toen ik, zoals altijd, geritsel hoorde, bedacht ik: dat zullen wel weer stinkdieren zijn.
Ik schoof de deur van het lab achter me dicht en sloot af. Toen ik mijn stok pakte (die ik natuurlijk toch als voorzorg bij me had), realiseerde ik me dat ik vlak daarvoor twee keer een vreemd geluid had gehoord dat ik nog niet kende. Of eigenlijk kende ik het wel, maar niet in deze omgeving, namelijk het blazen van een kat. Maar dan niet zo'n kleintje, maar een hele grote, en het klonk behoorlijk luid, en niet zo ver van mij vandaan, misschien vijf of tien meter. Ook hoorde ik wat stappen van een groot dier dat in mijn richting leek te komen. Ik kon het niet helpen, maar ik moest toen toch denken aan die grote katachtigen....
Ik voelde iets zwaars van mijn maag naar mijn voeten zakken (dat was denk ik mijn moed). Ik stond doodstil en tuurde in de duisternis. Behalve het lichte gras vlak voor mijn voeten kon ik niets zien, het was erg donker. Ik overlegde kort met mezelf wat ik moest doen, maar ik kende het risico niet, wat was wijsheid in dit geval?
Ik ontsloot weer de deur naar het lab en ging terug naar binnen. Ik deed daar alle lichten aan in de hoop dat ik op die manier het dier kon afschrikken of op zijn minst dat ik wat verder in de duisternis zou kunnen kijken, maar dat lukte niet omdat de helling vrij snel naar beneden liep en het licht daar niet kon komen.
Ik luisterde oplettend met mijn hoofd net buiten de schuifdeur. Ik hoorde weer stappen van een groot dier, en nu leek het ook alsof het aan het eten was. Mijn fantasie is soms grenzenloos.
Een donkere schaduw scheerde vlak langs mijn hoofd en deed me opschrikken. Oh, een vleermuis.
Wat moest ik doen? Zou ik de nacht hier doorbrengen?
In de 1 ton solid steel double-walled electromagnetically shielded testing chamber was een comfortabele stoel die je helemaal achterover kon bewegen zodat je bijna horizontaal kon liggen. Ik probeerde dat maar eens uit. Het lag inderdaad wel prettig en ik voelde me kalm en rustig worden. Maar het leek me toch maar niets om hier de nacht door te brengen.
Stel dat het inderdaad een poema was, bedacht ik, dan liet hij me dus met zijn geblaas weten dat ik uit de buurt van zijn eten moest blijven.
Nou, dat zou haast wel moeten lukken want ik hoefde niet langs hem te komen om naar het veilige chalet en mijn bed te komen.
En, nog een voordeel: als het inderdaad een poema was, dan was het zo goed als uitgesloten dat ik tussen hier en mijn bed nog een andere poema zou tegen komen, want het zijn heel solitaire dieren, had ik gelezen, met een uitgestrekt jachtgebied voor hen alleen, al joegen ze dan wel eens samen, maar dat kwam niet veel voor.
Dus allee, nadat ik nog een tijd geluisterd had en wel stappen en geritsel hoorde maar niet meer iets dat op blazen leek, stapte ik opnieuw naar buiten, voorzichtig bewegend, met mijn gehoor op scherp. Het geblaas bleef uit. Ik liep ongehaast, om geen averechtse reactie op te wekken, maar innerlijk gespannen over het paadje langs het gebouw, sloeg de hoek om en kwam toen op de weg, met aan weerskanten gebouwen met hier en daar verlichting.
Pffff. Niets bijzonders gebeurd en mijn kinderen hebben hun moeder nog.
Nadat ik de drie gebouwen achter me had gelaten, kwam ik op een stukje weg waar op kleine paaltjes langs de weg verlichting was aangebracht.
Vlak voorbij het laatste verlichte paaltje hoorde ik plotseling luid geritsel rechts voor mij. Ik bleef staan, en vanuit het vochtige duister kwam een haas aangerend die vlak voor mij de weg over stak en aan de linkerkant weer in het duister verdween.
Daarna opnieuw geritsel, en vanaf de zelfde plek waar de haas vandaan kwam zag ik de schaduw van een veel groter dier opdoemen, dat jacht maakte op de haas. Het liep recht op mij af.
Toen het dier mij opmerkte, aarzelde het.
Ik kon niet zien wat voor dier het was.
Natuurlijk dacht ik weer aan mijn vriend de poema, maar vreemd genoeg was ik dit keer niet bang, maar vooral nieuwsgierig en benieuwd wat ik te zien zou krijgen.
De stok voelde stevig in mijn handen, en het dier had het duidelijk niet op mij gemunt.
Na een moment besloot het dier af te wijken en aan zijn kant van de weg te blijven. Omdat hij nu zijn flank naar mij toe keerde kon ik zien dat het een vos was. Weer viel het me op dat de vos een stuk groter was dan ik ze in Nederland kende.
Tot mijn verrassing voelde ik me niet blij omdat de haas ontkomen was maar had ik medelijden met de vos die de haas nu weer opnieuw moest opsporen. Misschien was dat gevoel ook wel weer een psychologisch automatisme waarbij ik onwillekeurig het meest gevaarlijke dier tevreden wilde stemmen door met hem mee te leven?
Zonder verdere opmerkelijke gebeurtenissen bereikte ik even later mijn bed en viel zonder problemen in slaap.
De volgende ochtend ben ik terug gegaan naar de plek waar vandaan ik het geblaas hoorde, met de verwachting dat ik een half opgegeten karkas zou aantreffen , maar nee, ik zag niets bijzonders.
Gisteravond ben ik echter niet meer naar het lab gegaan, en ik denk dat ik vanavond hier ook niet zal zijn.....
7 Comments:
Hoi Eva,
Ik kan me goed voorstellen dat het best eng is, zo in het donker tussen de wilde dieren. Ik ben zelf ook geen held met dieren, dus ik leef met je mee.
Nee, nee, helemaal niet beledigd, het is juist goed dat je weer eens gaat nadenken over waar je nou eigenlijk mee bezig bent. Ik kan me voorstellen dat die zin associaties oproept met 'preken'. Maar het idee van een 'roeping' en 'boodschap', zo voelt het wel een beetje. Ik lees zo veel mooie dingen, die kan ik de psychologen niet onthouden. Ik vind trouwens jouw experimenten wel grandioos, ik vind het heel goed dat je controversiele materie nu eens echt goed wilt uitzoeken. Als je nog eens een reviewer nodig hebt voor je stukken, dan weet je me wel te vinden!
Ik houd morgen een praatje in Leiden voor theoretisch biologen, ik ga snel weer verder met de voorbereidingen.
En dank je wel voor je leuke dochter, gisteren kwam ze weer oppassen. Ze vormen echt een leuk trio: Fleur, Meander en Veerle.
Liefs Annemie
Werkt dit?
Download fast server!
http://www.cartoonland.de/archiv/tja-zu-langsam-alter/
Arthur
Hi Annemie,
dank je voor het meeleven.
En ja, ik vind het ook heel leuk om met dit soort materie bezig te zijn, maar aangezien men al meer dan honderd jaar probeert om dit soort zaken nu eens goed uit te zoeken heb ik niet de illusie dat we nu veel verder komen.
Het lijkt echter alsof er een keerpunt komt.
Ik hoop daar binnenkort wat meer over te vertellen.
En ja, als ik iets heb dat te reviewen valt dan laat ik het je zeker weten!
Eva
Hi Arthur,
dank je voor de tip. :-)
Gewoon harder rennen, dus.
Eva
Ik had een prachtig verhaaltje geschreven, maar dat vind ik nergens terug.
Wat jammer nu.
Arthur
Hi Arthur,
zeker jammer!
Het heeft ten minste even bestaan en jij hebt ervan kunnen genieten.
Eva
Ik zal het morgen trachten te reproduceren. Het gaat over hoe goed ik een kip kan imiteren, kakelen dus.
Post a Comment
<< Home