20 September 2005

Golden Gate National Recreation Area


Er zijn in Amerika toch nog hier en daar stukken natuur die gratis toegankelijk zijn, is mij gebleken, zoals het Golden Gate National Recreation Area.
Ik wandelde zaterdag vanaf het huis van Tina door Sausalito omhoog, steeds verder.
Je kunt op deze foto hopelijk een indruk krijgen van de manier waarop de huizen tegen de helling geplakt zitten. De wegen tussen de huizen door zijn smal en steil
en kronkelig. Waar moet je echter je SUV of je Mercedes parkeren? Daarvoor maak je een uitbouw bij de weg, en dat is dan meteen ook een parkeerplaats met een fantastisch uitzicht over de baai en over de rest van de groene hellingen.

Nadat ik een tijdje door het dorp omhoog geklommen had (veel mooie tuinen, veel groen en veel grappige, inventieve huizen van zonder twijfel bemiddelde mensen), kwam ik bij de 101, de snelweg die langs de gehele westkust loopt en alle belangrijke plaatsen daar met elkaar verbindt.

Er was een brug over de weg, maar daarna kon ik niet meer verder want de rest van dat stuk van de weg was priveterrein. (zie foto)




Op de foto links staat op het meest rechtse bord te lezen dat "owners are not liable for death or indury to violators".









Bij een volgende gelegenheid (kijk uit voor overstekende gitaristen) kon ik onder de 101 door en aan de andere kant kwam ik bij de grens van het Golden Gate National Recreational Area, waar een wandeling was uitgezet die onderdeel was van een groter netwerk.

Er stond een kaartje bij en ik zag dat ik min of meer rond kon lopen, eerst omhoog, de berg op en daarna via een ander pad weer naar beneden waarbij ik zo'n 700 meter verderop weer in Sausalito uit zou komen.


Het eerste stukje van het pad was niet toegankelijk voor fietsen, stond er, maar dat leek me ook niet erg goed te doen omdat het pad het meest weg had van een trap die zich naar boven slingerde. Er zijn waarschijnlijk wel mountainbikers die zoiets juist een uitdaging vinden.

Boven op de heuvel kwam ik op een veel breder zandpad, hier mocht je volgens de borden ook met fietsen en paarden komen.
Ik zag hier weer een glimp van de Grote Oceaan, terwijl de wind witte wolkenflarden om mij heen blies. Ik was blij dat ik mijn vestje mee had genomen.


Wanneer ik de andere kant uitkeek zag ik de baai en de haven van Sausalito. Sausalito ligt met de rug naar de heuvels die het dorp beschermen tegen de koude oceaanwind en de wolken die het land vrijwel voortdurend binnendrijven. Het is in Sausalito dus relatief vaak mooi weer. Een bank stond klaar om van het uitzicht te genieten. Je kon daar weliswaar met de wind in de rug zitten, maar het was er toen te koud om echt van te kunnen genieten.

Net zoals elke publieke bank die ik hier tot nu toe gezien heb was deze opgedragen ter nagedachtenis aan een of andere belangwekkende figuur, in dit geval Clyde Wahrhaftig geheten.
Het zandpad slingerde naar beneden in een nogal kaal landschap; droog gras en struiken, waar hier en daar kale rotsen doorheen staken als ellebogen door een versleten trui.
Bij een splitsing stond aangegeven dat het Bobcat trail naar links ging, en het Alta trail, dat ik moest hebben, ging rechts. Er stond aangegeven dat mijn pad ‘no throughway for bicycles' had. Dat was OK, ik was tenslotte ook op zo'n pad omhooggeklommen.

Het was niet druk. Ik kwam een mountainbiker tegen, en later een oudere man die keek alsof hij van zichzelf moest trimmen maar dat nu even niet deed.

Vlak voordat ik beneden aankwam kreeg ik het onplezierige gevoel dat 'no throughway for bicycles' ook betekende dat voetgangers er niet door konden.
Het bleek dat het zandpad eindigde in een stukje asfalt dat het begin en eindpunt was van enerzijds een afrit van de 101 en anderzijds een oprit van diezelfde 101, aan dezelfde kant. Sausalito, waar ik moest wezen, lag aan de overkant.

Dit was een beetje vervelend. Ik was al ongeveer drie uur bij Tina vandaan, waarvan ik meer dan een uur door dit gebied had gelopen, ongeveer even veel omhoog als omlaag. Ik zou dan weer eerst de berg over moeten, in plaats van dat ik alleen nog een stuk door het dorp hoefde. Tina, Steve en ik zouden ook nog samen gaan eten voordat ik de veerboot naar SF zou nemen. Dat zou dan haast niet meer lukken en zelfs de veerboot zou krap kunnen worden.

Lopen langs de snelweg leek me geen optie, dat leek me iets voor een echt noodgeval en daar hoorde dit nog niet bij. Ik stond nog bij mijzelf te overwegen hoeveel zin ik had om in snel tempo het pad weer terug te lopen, toen een enigszins aftandse pick-up truck (auto met een open laadbak) de afrit kwam afrijden, en keerde bij de plek waar ik stond.

Ik vroeg de bestuurder of hij nog andere wegen naar Sausalito wist dan terug over de berg. Hij zei in enigszins gebroken Engels dat een halve mijl verderop een afslag van de snelweg naar Sausalito leidde. Hij leek lopen langs de snelweg geen probleem te vinden, maar toen hij zag dat dat voor mij anders lag, bood hij me een lift aan. Maar dan moest ik wel even wachten. Hij ging namelijk paddestoelen zoeken, en liet me zien wat voor paddestoelen het waren. Ik kan nog net een champignon van een cantharel onderscheiden, en dit was geen van beide, zag ik. Ik vroeg hem hoe lang het zou duren. Hij wees vaagjes omhoog naar de berghellling waar de paddestoelen moesten groeien. “Twintig minuten, hooguit,” zei hij.
Goed, dat zou toch nog sneller zijn dan wanneer ik weer terug zou lopen, dus dat spraken we af.

Het was geen probleem om die 20 minuten door te komen, want ik had een interessant boek van Tina meegenomen, dat The Cosmic Serpent heette. Het boek legde volgens Tina een verband tussen de manier waarop het DNA in elkaar zat en de spirituele openbaringen die de auteur onder invloed van ayahuasca had ervaren. Sommige van de beschrijvingen kende Tina uit eigen ervaring, waardoor het boek diepe indruk op haar maakte. Vooral het belang van licht, dat zo’n essentieel element was in de ervaringen van Tina, werd benadrukt in zowel de openbaringen als bij de structuur van het DNA. Dit is althans wat ik van haar begrepen en onthouden had.
Ik was begonnen er in te lezen en het boek fascineerde me vanaf het begin, waarin de auteur zijn kennismaking met een indianendorp beschrijft en wat er gebeurde na zijn eerste kopje ayahuasca thee.
Het was grappig dat ik vier weken daarvoor nog nooit van ayahuasca gehoord had en hier kwam ik het voor de tweede keer tegen. Een van de oudgedienden onder de parapsychologen, Bill Roll, vertelde me voor het eerst over dit hallucinogene goedje, en was verbaasd dat ik daar als Amsterdamse onbekend mee was. Hij vertelde me dat ik voor ayahuasca niet in een winkel terecht kon. Als ik hierin geinteresseerd was zou ik contact moeten leggen met een bepaalde groep Brazilianen waar hij me eventueel wel mee in contact kon brengen.
Ik wist inmiddels dat ayahuasca een brouwsel was van ten minste twee verschillende plantjes, waarvan de ene een bepaalde transmitterstof in de hersenen imiteerde of daar zelfs aan gelijk was, en de andere stof de maag zodanig beinvloedde dat de werkzame stof niet direct al in de maag werd afgebroken.
Toen dus de man van de pick-up truck mij vertelde dat hij paddestoelen ging zoeken, kon ik haast niet anders denken dan dat het wel om magic mushrooms zou gaan, vooral omdat uit de cabine van de auto een sterke hasj-lucht walmde.
Nadat ik mij met het boek op een rots geinstalleerd had, kwamen vervolgens nog anderen de afrit oprijden die mij wellicht ook wel een lift hadden willen aanbieden in hun glanzende nieuwe auto’s, maar ik voelde me prettiger bij de paddestoelenman en besloot op zijn terugkomst te wachten. Deze andere automobilisten leken me ook eerder per ongeluk de afrit te zijn opgereden en zagen er uit alsof ze zoekende waren. Niet het juiste soort mensen om om een lift te vragen, vond ik.

Zoals aangekondigd kwam de paddestoelenman na een minuut of 20 weer uit de struiken tevoorschijn en hij wenkte me om aan te geven dat hij zou vertrekken.

“Did you find any mushrooms?” vroeg ik.
“No, it’s too dry,” zei hij. “Two weeks ago it was better. It’s because of the moon. It’s full now. Coming weeks is also no good, because then the weather will be colder, after the full moon.”
“What kind of mushrooms were you looking for?” vroeg ik.
“Porcini,” zei hij.
Hij was kok, vertelde hij, in een Italiaans restaurant, en hij zocht porcini om in zijn gerechten te verwerken.

We waren inmiddels de snelweg opgereden en hadden de halve mijl naar de volgende afslag al afgelegd.

Hij reed de afslag af om mij af te zetten, maar besloot in tweede instantie dat hij liever de weg via Sausalito in plaats van de snelweg naar San Francisco wilde nemen. Hij hield niet zo van de snelweg, zei hij. Dat kwam mij wel goed uit, want daardoor zou ik dichter bij Tina’s huis komen en eerder terug zijn dan gepland.

Terwijl we door de steile, groenomzoomde weggetjes van Sausalito naar beneden kronkelden (“Sausalito is very beautiful”, vond hij, en ik was het met hem eens), vertelde hij dat hij er erg van hield om door de wildernis te struinen. Daar was hier maar weinig gelegenheid voor omdat steeds meer gebied prive-eigendom werd, wat hij betreurde. Hij woonde inmiddels al 20 jaar in Amerika. Hij had in Italia een Amerikaanse vrouw leren kennen waarmee hij getrouwd was en zo was hij in Amerika terechtgekomen. Zijn oudste dochter was inmiddels al afgestudeerd als sociologe.
Beneden aangekomen liet hij me uitstappen. Ik bedankte hem voor de lift. Hij ging naar rechts, ik naar links.
Ik wilde graag een foto van hem maken maar ik durfde dat niet goed aan hem te vragen, dus geen foto van deze vriendelijke man.

Binnen tien minuten was ik aangekomen bij Tina’s huis, die in een intens gesprek verwikkeld leek te zijn met een goede vriend die ze voorstelde als Eddy.
Ik ging ondertussen achter de computer de tijden van veerpont en metro opzoeken om zeker te weten dat ik op deze manier op tijd op het vliegveld kon komen.
Dat zou allemaal moeten lukken.
Toen Eddy weg was, vertelde Tina dat dit een van de twee mannen was die op haar advertentie voor de kamer was afgekomen.
Beide mannen bleken heel aardig, maar voor de eerste was de kamer te klein om zijn wandmeubel te kunnen herbergen.
Eddy, de tweede kandidaat, bleek dezelfde Indiase goeroe te hebben als Tina, ik kende de naam van de goeroe niet (er zijn er ook heel veel) en dan kan ik een naam als yoginanda of hoe het ook precies was niet onthouden. Eddy had twintig jaar lang in de ashram gewerkt, en Tina had de ashram ergens in die tijd ook bezocht. Op uitnodiging van een goede vriend was Eddy nu hierheen gekomen om een bepaald spiritueel centrum te helpen oprichten.
Tina legde uit dat discipelen van dezelfde goeroe een bijna vanzelfsprekende band met elkaar hebben, zoiets als familie. Daardoor was het bezoek uitgelopen op een lang gesprek van meer dan twee uur, waarbij ze herinneringen ophaalden en ervaringen deelden.
Het is waarschijnlijk dat hij de kamer zal krijgen, al heeft hij last van een onduidelijke allergie en moet hij nog met meer zekerheid te weten komen of hij bij Tina geen last zal krijgen.

Niet lang daarna kwam Steve zodat we met ons drieen uit eten konden. Tina had een taco-bar uitgezocht, waar we inderdaad zeer snel bediend werden en de taco’s heel lekker waren, met lekkere sausjes en vullingen.


Bij de veerboot namen we hartelijk afscheid. De veerboot voer weer vlak langs het gevangeniseiland Alcatraz, en kwam door de flinke tegenwind iets later aan dan gepland.






De trein naar het vliegveld kwam het station binnenrijden toen ik het perron op liep, dus nog net op tijd.
In de metro ontdekte ik dat ik de reservesleutel van Tina’s huis nog in mijn broekzak had zitten...

Vanaf San Francisco vloog ik naar Miami, waar ik zondagochtend om 5 uur in stikdonker aankwam. Het duurde zeven uur voordat mijn vlucht naar Tegucigalpa, de hoofdstad van Honduras, zou vertrekken, en ik had bedacht dat ik dan best Miami in kon gaan. Mijn bagage was doorgestickerd, zodat ik alleen wat handbagage bij me had.

Op zondagochtend 5 uur valt er zelfs op een groot internationaal vliegveld niets te beleven. Alle winkeltjes zijn nog dicht. Na een uur of zo begon er wat leven te ontstaan en ik besloot eerst ter verheldering van mijn denkproces een Spanish baguette tot mij te nemen.

Ik bedacht dat ik Tina’s sleutel het beste vanaf Miami naar haar terug kon sturen, want vanaf Honduras zou het vast allemaal veel langer duren. Na diverse rondjes door het gebouw vond ik een postzegelautomaat waaraan ik met enige moeite een postzegel van 37 cent kon ontfutselen (de postzegel kwam wel uit de automaat maar zat nog vast aan zijn opvolger en ik moest hem dus voorzichtig losscheuren).
Dat was alvast een.
Toen nog op zoek naar een envelop.
Dat bleek moeilijker. Ik vond wel een ‘newsstand’ met tijdschriften, t-shirts, allerlei snoepgoed en ansichtkaarten, maar ze verkochten geen enveloppen.
Het begon me inmiddels op te vallen dat alles op het vliegveld in twee talen stond aangegeven, Engels en Spaans, en dat vrijwel alle mensen die ik sprak bij kiosken, balies of bars Spaans als moedertaal bleken te hebben. Ik begon bijna te twijfelen of Miami wel een Amerikaanse stad was.
Bij een algemene informatiebalie trof ik een behulpzame dame die mij vroeg hoeveel enveloppen ik nodig had, terwijl ze van onder de balie een dikke stapel enveloppen te voorschijn toverde.
“Een,” zei ik.
Die kreeg ik kado.

Om te voorkomen dat de sleutel door de envelop naar buiten gedrukt zou kunnen worden, stopte ik hem in het papieren broodzakje dat ik had bewaard omdat ik dacht dat dat nog wel van pas zou kunnen komen, en inderdaad.
Nadat het me ook nog gelukt was om een brievenbus te vinden was het inmiddels een uur of half acht en had ik ontdekt dat er een zeer groot aantal busmaatschappijtjes bestond. Die reden rond in busjes met namen als “one-dollar rent”, “thrifty.com” of “enterprise.com” op hun flanken. Daarnaast waren er ook nog gemeentebussen en er moest ook nog trein en een metro zijn. Volgens de dienstregelingen die ik na enige moeite gevonden had, was openbaar vervoer op zondagochtend nogal schaars en na nog wat getwijfel besloot ik uiteindelijk toch maar niet het warme Miami in te gaan.
Volgens een kaartje moest vlak bij het vliegveld een park zijn en dat leek me wel wat om daar een paar uurtjes door te kunnen brengen met het in San Francisco International Airport nieuw aangeschafte boek van Jorge Luis Borges (in Engelse vertaling).
Toen ik echter het terrein van het vliegveld verliet, kwam ik in een soortgelijke situatie terecht als de dag ervoor, namelijk een gebrek aan ‘throughways’ voor autoloze mensen zoals ik. In arren moede liep ik dus maar weer terug naar het koele, airconditioned vliegveld, waar helaas bij bijna alle wachtruimten CNN iedereen zeer overheersend op de hoogte hield van het ‘wereld’nieuws.

Het vliegtuig naar Honduras was mudvol, sommige grote stukken handbagage mochten niet mee het vliegtuig in en moesten in het ruim. We vertrokken een half uur te laat omdat een van de ‘flight attendants’ niet op tijd was.

Hoewel ik in het vliegtuig een mooi plaatsje aan het raam had, nog voor de vleugel, en ik mij had voorgenomen om onderweg veel naar buiten te kijken, eisten twee nachten met weinig slaap hun tol en heb ik het grootste deel van de reis zitten dommelen.





Niettemin heb ik wel wat foto´s genomen van de prachtige groenblauwe kleuren in de zee die rondom eilanden en vlak bij de kust van Miami te zien waren.



Vlak voor de landing op het vliegveld van Tegucigalpa kwamen we echter in een paar luchtzakken terecht die weer voor de nodige opwinding zorgden. De dame naast me, een Italiaanse, sloeg heftig kruisjes toen het vliegtuig touchdown maakte en de piloot kreeg een applausje van de passagiers.



Ik was bij de landing vooral in beslag genomen door wat ik van de stad kon ontdekken vanuit de lucht. Wijken met nieuwe huizen en hoge kantoorflats, en daaromheen een aantal wijken waar kleine, zeer eenvoudige huisjes stonden.



Op de foto rechtsonder zie je op de achtergrond een wijkje van allemaal eenvormige, zeer kleine witte onderkomens. Dat is een van de wijken, vertelde Toot me later, waar de door de orkaan Mitch dakloos geworden inwoners werden ondergebracht. De mensen wonen er nog steeds. Mitch is van 1996.






Bij aankomst bleek dat het vliegveld in Tegucigalpa sinds kort ook de beveiligingsmaatregelen heeft verscherpt, zodat ook hier irisfoto’s en vingerafdrukken moesten worden afgenomen. Daar was alles nog niet helemaal op ingericht, zodat dit leidde tot een lange rij waar we wel ongeveer drie kwartier instonden.
Gelukkig was de temperatuur er niet zo hoog als ik op internet gezien had, het was ongeveer 28 graden, dus het was allemaal nog wel goed te doen. Toen ik eindelijk via alle lopende banden en poortjes de zon in struikelde, stond achter een dranghek een vrij grote menigte te wachten op familie en vrienden. Gelukkig herkende Toot me meteen en riep ze me. Dat was een vrolijk weerzien.

In hun nieuwe auto reed Jan ons naar Santa Lucia waar Toot en Jan wonen, een dorpje op 13 kilometer afstand van Teguc (afkorting van de lange naam van de hoofdstad), op ongeveer 1500 meter hoogte.
Het dorp is prachtig, met smalle, hobbelige, oude keienstraatjes, witte huisjes met rode pannen en een geweldig uitzicht over de bergen. In het dal is in de verte een deel van Tegucigalpa zichtbaar, vooral ’s avonds heel mooi als je daar de lichtjes ziet.

Het huis van Toot en Jan is een klein paleisje, en daarover een volgende keer meer. De internetverbinding gaat hier via een trage telefoonlijn. Het internetcafe dat hier tot voor kort nog was is opgeheven (het korte bestaan van diverse ondernemingen is hier heel gewoon, heb ik inmiddels begrepen), zodat de enige reele mogelijkheid nu is om de internetverbinding op het werk van Toot te gebruiken, vooral als ik foto’s wil plaatsen. Het kan dus wat moeilijk worden de komende tijd, maar ik blijf natuurlijk mijn best doen.
Oh ja, en het blijkt dat mijn mobiele telefoon hier geen bereik heeft, ondanks wat de documentatie van mijn provider (HEMA) mij beloofde…


8 Comments:

Anonymous Anonymous said...

Lieve Eva,

Nou, nou, spannende verhalen weer, wat zou je moeder hiervan denken? (zo maar in de auto stappen van vreemde mannen...)

Nog een stukje Ridley:
It seems to be possible to understand how the human brain achieved its enlarged size in the first place, thanks to a newly discovered gene: the ASPM gene on chromosome 1. It is a large gene, 10,434 letters long and split into 28 paragraphs (called exons). Paragraph 16 to 25 contain a characteristic motif repeated over and over again. The phrase, usually 75 letters long, begins with the code for the amino acids isoleucine and glutamine. In the human version of the gene there are 74 such motifs, in the mouse 61, in the fruit fly 24, and in the nematode worm just 2 repetitions. Remarkably, these numbers seem to be in proportion to the number of neurons in the adult brain of the animal. Even more remarkably, the standard abbreviation for isoleucine is “I” and the abbreviation for glutamine is “Q.” Therefore, the number of IQ repeats may determine the relative IQ of the species, which, according to the Geoffrey Woods, who discovered this, “is a proof of God's existence since only someone with a sense of humor could have arranged for the correlation.”

Liefs Annemie

9:53 am  
Anonymous Anonymous said...

Wat schrijf je mooi, je geraakt steeds beter op stoot, om met Reve te spreken. Ikzelf ben besprongen door een aan griep grenzende verkoudheid met verhoging en al. Maar daar bel ik niet over. Wat denk je, zou ik je ooit de HEMA als provider hebben aangeraden? (Doet C&A al in mobieltjes?) Eerst alle informatie bij mij inwinnen en dan je eigen, particuliere plan trekken.
Ach wat, ik doe niet anders.
Allez, op weg naar het volgende, aangenaam vergezicht.

Arthur

10:24 am  
Blogger Eva said...

Interessant, die genen....
Leuk stukje inderdaad, van Ridley.
Is er nog een of andere oorzaak-gevolg verband met die correlatie tussen aantal IQ-herhalingen en het aantal neuronen in het brein?

10:45 pm  
Blogger Eva said...

Hi Arthur,

jammer, dat virus dat bij jou is ingetrokken.
En ja, het schrijven is op sommige dagen beter dan andere, maar dat hangt vooral af van hoeveel tijd ik er aan besteed...
En ja, als het om mijn eigen gaat, gaat er niets boven een eigen plan.

Eva

10:49 pm  
Anonymous Anonymous said...

Hoi Eva,
Een feest om iedere dag even bij je langs te gaan! Grappig, je zit verder weg, maar toch dichter bij :-)
Met Nicole gaat het heel goed. Ze is nu op 8 dagen na 5 maanden oud alweer:-) Ze begint lekker te kletsen en puh na te zeggen (sinds vanavond om precies te zijn) en om te rollen (sinds vorige week maandag om precies te zijn). Je ziet, ik hou het keurig bij wanneer wat gebeurt en schrijf het ook voor haar op!
Als je bij mij langs wilt komen kun je dat via http://home.wanadoo.nl/~alcedo.coenen/nicole/ doen.
Liefs,
Anja

11:09 pm  
Anonymous Anonymous said...

Lieve Eva,

Wat betreft Ridley en het IQ-fenomeen; dit keer vermeldt hij wel de bron. De gegevens zijn:

Title: ASPM is a major determinant of cerebral cortical size
Author(s): Bond J, Roberts E, Mochida GH, Hampshire DJ, Scott S, Askham JM, Springell K, Mahadevan M, Crow YJ, Markham AF, Walsh CA, Woods CG
Source: NATURE GENETICS 32 (2): 316-320 OCT 2002
Abstract: One of the most notable trends in mammalian evolution is the massive increase in size of the cerebral cortex, especially in primates. Humans with autosomal recessive primary microcephaly (MCPH) show a small but otherwise grossly normal cerebral cortex associated with mild to moderate mental retardation. Genes linked to this condition offer potential insights into the development and evolution of the cerebral cortex. Here we show that the most common cause of MCPH is homozygous mutation of ASPM, the human ortholog of the Drosophila melanogaster abnormal spindle gene (asp), which is essential for normal mitotic spindle function in embryonic neuroblasts. The mouse gene Aspm is expressed specifically in the primary sites of prenatal cerebral cortical neurogenesis. Notably, the predicted ASPM proteins encode systematically larger numbers of repeated 'IQ' domains between flies, mice and humans, with the predominant difference between Aspm and ASPM being a single large insertion coding for IQ domains. Our results and evolutionary considerations suggest that brain size is controlled in part through modulation of mitotic spindle activity in neuronal progenitor cells.

Hier wordt dus gesproken van "cause" tussen een mutatie in het ASPM gen en het hebben van een klein brein.

Groetjes Annemie

8:28 am  
Blogger Eva said...

Hi Anja,

aha, Nicole kan al puh zeggen, heel mooi!
Daar kun je een eind mee komen in de wereld. Heel leuk dat je alles zo bij houdt. Fleur vindt het af en toe heel frustrerend dat er niet meer over haar bekend is. Ze wil het liefst ALLES weten. Als voor Nicole hetzelfde geldt zal ze het zeker erg waarderen dat je dit doet.
Ik heb even de laatste foto's van Nicole bekeken. Ze is een vrolijke dame! En ze is al in de draagzak geweest, vindt ze dat leuk?
Ik vond het altijd heel knus om zo met mijn kind op mijn buik of rug rond te lopen.
Ooit liep ik een keer met Anna in een draagstoeltje op mijn rug door de Ferdinand Bol om ongeveer twaalf uur 's nachts, en de hele weg zat ze heel hard te kraaien en te zingen. Het was heel vermakelijk om met zo'n lawaaimachine rond te lopen...

Goed om te horen dat je het leuk vindt om bij me langs te komen en dat het mij dichtbij brengt, dat is een leuk idee.

Momenteel plan ik met Jan en Toot een reisje naar de wildernis. Als het lukt zal het even duren voordat ik hier weer iets kan melden, maar je weet maar nooit.

Liefs,
Eva

6:05 pm  
Blogger Eva said...

Hi Annemie,

er staan wel veel moeilijke woorden in die abstract, hoor.
Wat ben je geleerd aan het worden of begin ik hier langzamerhand af te stompen..? Als het het laatste is, dan is het hopelijk een reversibel proces AH! Rolt er toch nog zomaar een moeilijk woord uit mijn toetsenbord...

Liefs,
Eva

6:12 pm  

Post a Comment

<< Home

Powered by Blogger