Cockle Creek
Natuurlijk wel veel te vertellen, maar weinig tijd.
Met enige moeite een plek gevonden met een trage internetverbinding; dat heb je als je de afgelegen plaatsen opzoekt.
Stond drie dagen op een geweldige camping aan het einde van 19 km onverharde weg, bij Cockle Creek, aan het randje van het South West National Park van Tasmanie.
Ik liep hier naar Fishers Point, het allerzuidelijkste puntje van Australie.
South West National Park is een uitgestrekte wildernis waar je vele kilometers in de omtrek niets van menselijke beschaving tegenkomt.
In de tijd dat ik bij Cockle Creek (population: 4) bivakkeerde, hoorde ik toevallig op de radio in mijn auto over een bushwalker die min of meer tot zijn eigen verrassing was gered. Hij was al dertien dagen weg, en drie dagen langer weg dan hij had aangekondigd.
Met een helikopter gingen ze hem zoeken en hadden ze hem zonder al te veel moeite gevonden op een van de schaarse kampeerplaatsen (met stukje plat gras met een toiletvoorziening (geen stromend water, natuurlijk, afgezien van hier en daar een beek of rivier). Hij vertelde dat hij zich verkeken had op de zwaarte van het terrein, ziek was geworden en daardoor enige vertraging had opgelopen, daarna in slecht zicht van de route was afgedwaald en daardoor opnieuw enkele dagen vertraging had opgelopen, maar nog steeds met enigszins minder goede moed dan eerst, nog steeds wel op weg was naar zijn eindbestemming.
Ik heb alleen het allereerste stukje gelopen van de route. Dit stuk is niet echt moeilijk, maar ik had zelf enige lichamelijke ongemakken. Ik denk dat ik een virus van Jane (zere keel en algehele malaise) had overgenomen, daarnaast was de stoel in mijn superauto minder aangenaam voor sommige spieren achter mijn schouderblad, en moesten mijn spieren in rug en schouders en nek sowieso wennen aan het kruipen over de grond en slapen op een relatief harde ondergrond. Ik was dus niet geheel fit, en een wandeling van netto vier uur, deed ik bruto (inclusief rusten) in maar liefst zes en een half uur. Wel de moeite waard!
Onderweg een zestal rugzaktoeristen tegengekomen, voor wie dit de laatste etappe was terug naar de beschaving na 8 dagen wildernis. Hun camachen (of hoe schrijf je dat) zaten tot hun knieen onder blubber, inclusief de onderkant van hun korte broek. Dus dat zag er wel heftig uit.
Toevallig liep ik een tijdje gelijk op met een stel van hen (zij liepen met 20 kilo op hun rug sneller dan ik!) en toen zij stil bleven staan konden ze me de tasmaanse miereneter wijzen die daar in de buurt rondscharrelde.
Op mijn wandeling werd ik ook nog gepasseerd door een surfer. Op zijn rug een grote rugzak waarin ik de pannetjes hoorde rammelen als hij over het rotsige pad huppelde, en onder zijn linkerarm droeg hij zijn surfplank.
Dit leek me een vrij uniek verschijnsel, maar op mijn terug weg kwam ik opnieuw een surfer tegen, dit keer wel 20 jaar ouder, maar naar het zich liet aanzien minsten even energiek.
Hij raakte in gesprek met de rugzakwandelaars en er ontspon zich een discussie over de kwaliteit van de golven in de baai waarnaar hij (en de eerdere surfer) op weg was en waar de wandelaars net vandaan kwamen. In de eerste baai waren de golven 'messy', hij kon beter een baai verder gaan kijken, daar waren de golven meer 'clean', beter geschikt om te surfen. Mijn eerste surfer had een dergelijke waarneming met mij gedeeld toen ik bij de betreffende eerste baai nog even met hem sprak nadat hij terug kwam van het opzetten van zijn tentje. Deze golven waren 'totally out of control', zei hij, dus hij ging bij de volgende baai kijken of het daar beter was, en anders hopen dat het 's avonds beter zou gaan.
Het was overigens een prachtige zonnige dag, en 's avonds hoorde ik een paar wolken boven de bergen enige donderslagen. Omdat ik een goedkoop mooi-weer tentje heb gekocht, probeerde ik me zo goed mogelijk voor te bereiden op het mogelijke onweer.
De pennen strak en haaks en zo diep mogelijk in de grond (dat was niet zo moeilijk, vooral zandgrond). Alle spullen die ik niet nodig had alvast in de auto voor als het echt zou losbarsten.
De avond was prachtig. Heel stil, zonnig.
Vanaf mijn kampeerplekje kon ik net het zachte ruisen van de zee in de beschutte Cockle Creek waarnemen. Verder niets.
Later, toen ik ging slapen, was het gesprek dat mijn naaste buren 50 meter verderop in hun caravan voerde enigszins storend bij het inslapen, maar voor de rest was het totaal, compleet stil.
Het enige dat ik later nog waarnam was het enthousiaste gegraas van wallabi's rondom mijn tent.
Geen onweer, geen regen, geen wind. Niets.
De volgende dag opnieuw zonnig.
Die dag besloot ik verder te reizen, en op mijn tocht eerst nog een druipsteengrot te bezoeken (niet van kalksteen maar van dolomiet), en de naastgelegen hot springs, water van 28 graden, dat ze naar een aangenaam bad voerden waar een ieder in kon poedelen. Dat leek me wel wat, na het primitief kamperen met alleen koud vers water te verkrijgen bij een kraan op 150 meter afstand....
Bij aankomst bij mijn volgende camping, op het Tasman Peninsula, vlak bij Port Arthur, opnieuw aan een baai, en opnieuw na vele kilometers onverharde weg, woei het verschrikkelijk hard, en regen dreigde.
Ik vond wel een heel geschikt plekje voor mijn mooi weer tentje, met aan twee kanten goede beschutting en aan de andere twee kanten nog wel windbrekers.
Ik keek wel zorgelijk naar de bomen, maar redeneerde dat de winterstormen waarschijnlijk erger zijn dan wat er nu was.
De nacht was echter heel lawaaiig en ik sliep niet zo veel en voelde me ook nog steeds niet geheel fit. Vandaag in ben ik in het laatste, hoest-stadium, van mijn verkoudheid aangeland en gaat het hopelijk weer in opwaarste lijn.
Vanochtend met de ranger gesproken (ik kwam na kantoortijd op de kamping aan). Ze zei dat het wel riskant was, de combinatie van wind en bomen.
Straks hoor ik van haar nog het weerbericht en zal ik moeten besluiten of ik vannacht hier nog blijf of dat ik elders een onderkomen zoek.
Het is momenteel koud, regenachtig en het waait nog steeds flink.
Vandaag bekeek ik Port Arthur, misschien daarover meer, maar ik moet nu afsluiten want er zit iemand te wachten.
Hopelijk binnenkort meer.
2 Comments:
Hoi Eva,
Spannend, de wilde natuur. Het begint bij mij ook te kriebelen, we gaan komende zomer voor het eerst kamperen met de kinderen, ben benieuwd hoe dat gaat!
In Nederland is inmiddels de winter begonnen. Hier in Amsterdam ligt er niks, maar in het oosten schijnt er een dik pak sneeuw te liggen. Dat heeft zo veel problemen op de weg opgeleverd, dat het record kilometers file is verbroken. De laatste file was pas om kwart over vijf 's ochtends opgelost! Ook het treinverkeer ligt in grote delen van het land plat, omdat er kabels gebroken zijn die het gewicht van de sneeuw niet aan konden.
Gisteren was Fleur hier om op te passen, het gaat duidelijk goed met haar! En de kinderen vinden het fijn als ze komt (en de volwassenen ook, lekker gegeten bij Betawi waar wij in de zomer zo lekker buiten hebben gezeten).
Liefs Annemie
Ah, kamperen met kinderen is een verhaal apart.
Het is onvoorspelbaar wat er gaat gebeuren. Fleur reageerde elke vakantie tot ongeveer haar twaalfde door direct ziek te worden. Toen ze nog klein was uitte zich dat door niets te willen eten, en (toen ze iets groter was en al geacht werd zindelijk te zijn) 's nachts telkens naar de w.c. te moeten.
Dat was wel enigszins een domper.
Het is waarschijnlijk wel aan te raden om een plek uit te zoeken waar ook andere kinderen zijn, dan heb je de beste garantie dat ze zich wel zullen vermaken...
Wat een toestanden met die sneeuw!!
En ja, leuk he, Fleur voelt zich echt happy, maar dat oppassen vindt ze ook superleuk.
Wat heerlijk, zo'n win-win-win situatie.
Zo wens je het altijd.
Liefs,
Eva
Post a Comment
<< Home